Een eeuw Rotterdamse wielersport
{Door Hans van Houdt}
Het is deze maand al meer dan een eeuw geleden dat er in Rotterdam een wielerclub werd opgericht. Apollo werd die genoemd, naar de naam van een rijwielzaak aan de Vlietkade, waar de plannen tot oprichting op 6 maart 1910 werden gerealiseerd. Natuurlijk bestond het fietsen al eerder. Ook Rotterdam kende zijn verenigingen waar in gezamenlijkheid tochten werden ondernomen. Er waren een aantal Rotterdamsche Wielrijders Verenigingen met kleurrijke namen zoals Het Stalen Ros, de Pedalgangers, Voorwaarts, Full Speed, Thor, De Maasstad, Davo, De Sperwer en één van de eerste clubs in het land, De Zwaluw.
Deze vorm van sportbeoefening werd niet door een ieder op prijs gesteld. Vooral op het platteland leidde het tot verhitte taferelen. Niet zelden werden de fietsers door boeren met mestvorken achterna gezeten, of werd hun de doortocht belet doordat er touwen over de weg waren gespannen of doordat kerkgangers stevig gearmd een barricade vormden, waardoor het passeren onmogelijk werd gemaakt.
Toch groeide het wielrennen tegen de verdrukking in. Er werden wedstrijden georganiseerd, voornamelijk door herbergiers, die op deze wijze hun omzet konden vergroten. De eerste koers was 1866 in Friesland voor loopfietsen en driewielers. Eén van de uitblinkers op zo’n driewieler was Pim Kiderlen, zoon van een distilleerder uit Delfshaven. Kiderlen was een van de eerste sporters die geld aan zijn sport verdiende. Hij won 500 mark door het Europees kampioenschap in Berlijn te winnen. Daarnaast was hij kampioen van Nederland en Engeland, maar één van zijn mooiste prestaties was de wedkamp met de stoomtram tussen Delfshaven en Schiedam, die in een gelijk spel eindigde.
Niet iedereen was gelukkig met de ontwikkeling van de wielersport. Onder het mom dat het een onzedelijk gezicht was, die zwetende mannen in korte broek op een fiets vond men niets, werd in 1905 een verbod ingesteld tot het houden van wielerwedstrijden op de openbare weg. Wat werd ontdoken tot het houden van betrouwbaarheidsritten, wat oogluikend werd toegestaan, mits gereden met bedekte benen. Dat ging niet altijd goed wat blijkt uit een verslag van de Rotterdamse rechtbank in 1936, waarin het bestuur van de Rotterdamse veteranenclub Voorwaarts tot een boete van 250 gulden of vijf dagen zitten werd veroordeeld omdat zij in hun Twee Provinciën Tocht prijzen ter beschikking hadden gesteld en op het affiche van de rit een renner in wedstrijdkleding hadden afgebeeld.
Slechts met ontheffing van de minister kon tot wedstrijden op de weg worden over gegaan. Waardoor het Nederlands kampioenschap in 1906 op de paardenrenbaan Woudesteyn in Kralingen moest worden verreden. Tot na de tweede wereldoorlog zou deze situatie duren, hoofdzakelijk op de wielerbanen werden wedstrijden georganiseerd. Nederland had in die tijd geen bekende wegrenners, de toppers op de baan waren Piet Moeskops, Jonkheer Bosch van Drakesteyn, Gerrit Schulte, Arie van Vliet.
Ook Rotterdam had diverse wielerbanen. Alexander (aan het begin van de Terbregseweg) was een bekende, maar ook het Kreekbaantje op zuid en tot in de jaren vijftig aan de Kromme Zandweg waren pistes, die veel gebruikt werden en waarop nu nog bekende namen zoals Manus Brinkman, Wout Verhoeven, Dick Verdoorn, Aad de Graaf veel successen boekten.
Inmiddels had ook het aantal Rotterdamse wielerclubs zich uitgebreid. Al kort na de oprichting van Apollo was er een scheuring, waaruit De Pedaalridders ontstond. Deze club bestond uit bedienden, bij Apollo bleven de handarbeiders over, waardoor in de volksmond werd gesproken van de ‘Hoeden en Pettenclubs”. De Pedaalridders waren direct succesvol. Binnen één jaar na hun oprichting werden ze nationaal clubkampioen van Nederland met de renners Van der Wiel (tweemaal), Gebuis, Schippers, Van de Schee, en Visser. Nog vier maal hierna werd deze prestatie herhaald, Daarna bleef het een tijd stil in de Rotterdamse wielerwereld.